Plougonven |
Als je in Bretagne bent, kun je ze niet missen: de ommuurde dorpskerkjes. Vaak zijn de kerkjes donkergrijs, het dak incluis, en staan er grote roze en blauwe hortensia's op het erf, die in het subtropische klimaat uitbundig bloeien. Op het erf staat een sokkel met een stenen beeldengroep, ook van donkergrijze steen, afgesleten en verweerd in weer en wind. Bovenaan is Christus aan het kruis duidelijk te herkennen, om de rest te kunnen onderscheiden, moet je iets langer kijken. Ze worden calvaries genoemd. Calvarie is, naast de naam voor berg waarop Christus stierf, die vaak met Golgotha wordt aangeduid, eveneens de benaming voor een religieus monument met kruisen en beeldengroepen gebeiteld uit steen op pilaren en zij-armen. Ze zijn in heel Bretagne te zien in het ommuurde parochie-erf van de plattelandskerken, de enclos paroissial. In het westen van Bretagne zijn veel voor de streek specifieke Calvaries te vinden. Ze staan meestal op een verhoogde fries nabij kerken in de enclos paroissial en soms buiten de bebouwde kom bij een bron. Soms bestaat dat parochie-erf simpelweg uit een grasveld met een Calvarie, maar vaak ook zijn er een triomfboog - arc de triomphe- , een begraafplaats, een klokketoren, een ossuarium - knekelhuis-, kapellen en een voorportaal te vinden in allerlei uitvoeringen, van eenvoudig tot rijkversierd. Zo kan de arc de triomphe een simpel poortje zijn in de ommuring, maar deze kan ook uit drie bogen bestaan, zoals de romeinse triomfbogen, en versierd zijn met religieuze reliëfs. Deze bijzondere naam duidt in dit geval niet op triomfen op het slagveld, maar op het geloof dat de overledene, door in het eeuwige leven binnen te gaan, over de dood triomfeert. Daarom moet hij of zij via een triomfpoort de drempel naar de laatste rustplaats overschrijden. Het voorportaal scheidde het parochie-erf in een deel waar alleen de geestelijken mochten komen en een deel voor de religieuzen.
Calvarie |
De uit ruwe steen gebeitelde beelden, waren als een stripboek voor de ongeletterde kerkgangers waar ze de kindertijd van Christus, het Passieverhaal en de Verrijzenis konden zien. De kruisen vind je terug in alle mogelijke vormen en afmetingen, afhankelijk van de inspiratie van de kunstenaar-steen-kapper en ook van het materiaal zoals graniet, schilfersteen en zandsteen. Centraal vind je altijd Christus aan het kruis. Hij wordt geflankeerd door twee moordenaars die aan het kruis hangen en soms door hoofdman Longinus. Op zijbalken zijn beelden van Maria en Johannes geplaatst die voorspraak houden voor de mensen. Er is ook altijd een piëta onder het centrale kruis te zien. Vaak zijn andere christelijke figuren en ook ridders en gure types toegevoegd. De kruisen staan opgesteld op een sokkel, die soms voorzien is van nog een rij beeldenfiguren.
Op de linkerafbeelding, een detail van de Calvarie in Tronoen, is op de bovenste rij rechts de opengesperde muil van het hellemonster te zien, waar de verdoemden ingaan.
Af en toe staat naast de kruisen nog een altaar met een afbeelding van de heilige aan wie het kerkgebied is gewijd. De meeste calvaries dateren van vele eeuwen vroeger dan de enclos paroisial uit de zestiende eeuw: ze zijn vanaf het einde van de veertiende eeuw tot eind zeventiende eeuw opgericht. Hun herkomst gaat nog verder terug, tot de kruizen langs de weg, die kunstenaars al voor de tiende eeuw maakten. De kruisen en calvaries waren vluchtplaatsen voor dorpelingen die belaagd werden door roofridders. Deze waren gevreesd om hun wreedheid maar de rovers hadden ontzag voor de religieuze plaatsen waar ze de dorpelingen niet durfden te molesteren, zodat het vrijplaasten werden.Nu nog vinden er procesies plaats van de calvarie naar bijvoorbeeld pre-historische dolmen (menhirs) in de buurt.
Het Bretonse leven en landschap trok schilders als Gauguin, die zich in Pont Aven vestigde. Paul Sérusier voegde zich bij de schildersgroep rond Gauguin, waar hij onder andere Bretonse taferelen schilderde. Hier op Le pardon de Notre-dame-la-porte au Chateauneuf du Faout, (circa 1894), betreedt de pelgrimsstoet de enclos paroissial via de arc de triomphe. Te zien in Musée d'Orsay in Parijs.
Bede vaartgangers in Polen |
Calvarie van Claus Sluter. |
Bekend is ook de calvarie in het klooster Champmol bij Dijon, hoewel daarvan slechts de Mozesput van Claus Sluter (ca 1350 -1406) bewaard gebleven is. Haarlemmer Claus Sluter was één van de grootste vernieuwers van de Middeleeuwse kunst. Hij introduceerde een ongekend realisme in de beeldhouwkunst; zijn aandacht voor menselijke emotie en naturalistische details was op dat moment ongeëvenaard. Sluter trad in 1385 in dienst van de Bourgondische hertog Filips de Stoute in Dijon, voor wie hij zijn drie hoofdwerken zou maken. We kunnen sinds kort een idee krijgen hoe de Calvarie in Diijon er uit heeft gezien want het Rijksmuseum heeft een recent verworven sculptuur, een Calvarie, toegeschreven aan deze grondlegger van de Nederlandse beeldhouwkunst. Afgelopen maart werd een buxushouten beeld van de allerhoogste kwaliteit uit de Bourgondische Nederlanden (ca. 1384-1482) verworven. Na kunsthistorisch onderzoek hebben experts vastgesteld dat dit uitzonderlijke werk uit circa 1390-1400, kan worden toegeschreven aan Claus Sluter. Hiermee is dit het eerste werk van Sluter in een Nederlandse collectie. De sculptuur verbeeldt de kruisiging van Christus met Maria en Johannes de Evangelist (Calvarie), een sleutelstuk in de geschiedenis van de beeldhouwkunst. Met de ontdekking en toeschrijving van deze Calvarie aan Sluter wordt een tot dusver onbekend aspect toegevoegd: dat van de kleine sculptuur in hout. Het werk is slechts 57 cm hoog wat duidt op persoonlijk gebruik in een huiskapel of intiem vertrek, waarschijnlijk in het verfijnde milieu van of rond het Bourgondische hof. Het is te zien in het Rijksmuseum.