Wednesday 25 October 2017

Bij Wolkers

Soms kom je een kunstenaar meerdere malen in je leven tegen. Ik heb dat met Jan Wolkers, zonder hem ooit ontmoet te hebben. Hoewel hij uit de generatie van mijn ouders is, had ik nooit het idee dat er een generatie tussen ons zat.

Thuis hadden we geen boeken van hem. Mijn ouders vonden hem godslasterlijk en sexbelust. Ik groeide net als hij op in een protestants milieu. Las Wolkers voor mijn lijst op de middelbare school. En was meteen dol op zijn taalgebruik, zijn vitaliteit en fascinatie voor de natuur en verval. Ook vond ik de boekomslagen, die hij zelf had ontworpen, prachtig. Je weet wel, de letters, de felle binnenkant van de omslag, de stoere foto’s van Steye Raviez.
Op de achterkant van De Walgvogel deze foto, gemaakt door Steye Raviez. Volgens sommigen leek Wolkers hier een vorst uit de Renaissance. Wolkers vond het een pose voor een geschilderd zelfportret.
Wolkers in zijn shirts met tekst en wilde haardos, die Karina havermoutpap gaf, zodat ze de juiste rondingen kreeg. De bravoure!
Maar hij deed niet zo maar wat. Hij luisterde goed naar zijn vaders bijbellezingen. In zijn boeken en in de interviews valt zijn bijbelvastheid op en zijn fantasie. Als zijn vader stenen stapelde, was hij bang dat zijn vader hem ging offeren aan God, zoals Abram dat deed met zijn oudste zoon. En het is ook genieten van zijn verdere kunstkennis trouwens. Hij legt voortdurend verbanden met bijvoorbeeld films en schilderijen. Als hij demonstreert ziet hij een film met Charly Chaplin voor zich. Hij herinnert zich zijn eerste interview en de interviewer doet hem denken aan God in een Middeleeuws schilderij. Hij dacht in beelden en verhalen.
Met kunst verzette hij zich tegen de menselijke nietigheid. En probeerde de dood te bezweren.

Ik weet nog goed de eerste keer dat ik de film Turks Fruit zag, tegen mijn gewoonte in voor het boek gelezen te hebben. Het was in het begin van de jaren tachtig in de televisiekamer in een pastorie op de Veluwe. Een perfecte ambiance voor deze film. De vader van mijn vriendje destijds was er dominee. Mijn vriend was rebels, altijd in de weer met auto’s, muziek en filosofen als Wittgenstein en Bertrand Russel. Toen hij later toch besloot theoloog te worden, wist ik dat voor mij kunst meer betekenis heeft.

Wolkers schreef De Kus, over voormalig Nederlands Indië, waar mijn vader dienstplichtig soldaat was geweest. Het was de eerste keer dat ik er een roman over las en me begon te realiseren welke impact die periode had.

Toen ik bij de PTT in Amsterdam werkte, hadden we een Wolkers op de kamer. Het was zo’n kunstwerk met allemaal vakjes, in zwart en grijs. Later leende ik een schilderij van Wolkers bij de kunstuitleen, een stippenschilderij uit zijn latere periode met een gedicht.
En ik zag zijn kapotgeslagen glazen werk in het Wertheimpark in Amsterdam.

Laatst bezocht ik kasteel Oud-Poelgeest, waar een korte tentoonstelling was ter ere van het proefschrift van Onno Blom, 10 jaar na Wolkers' dood. Er waren bezoekers die vertelden dat ze bij hem op school waren geweest en het gezin en de kruidenierszaak hadden gekend.
Wolkers tekende en schilderde er het park rond het kasteel. Hij stal er een sfinx uit de Drakenzaal, het Tillenbeest, en schreef erover.
De sfinx is terug in de Drakenzaal van kasteel Oud- Poelgeest.

Hij maakte een tekening van een ondergaande zon voor zijn doodzieke broer en zette er “laatste mogelijkheden” boven. Zijn oudste broer overleed aan het eind van de oorlog aan difterie.

Wolkers oudste broer Gerrit stierf door difterie evenals zijn zusje. Waarschijnlijk had Gerrit haar besmet.

Ik denk aan mijn eigen broer. Die ik bulderend zag lachen en genieten van Wolkers' verhalen over spuugbeestjes in Villa Achterwerk.
Wolkers zei over de tekening voor zijn broer dat het een wanhopige schreeuw was om opwekking.
En dat hij in de rouwkapel nog geprobeerd had zijn broer tot leven te wekken.

Weduwe Karina zegt nu, na tien jaar, dat Jan er nog steeds is. Het is hem dus gelukt de dood te bezweren.


Tuesday 17 October 2017

Kunst in de boeken

Toen ik verhuisde, gingen al mijn spullen door m'n handen. Alles inpakken. Veel spullen gingen weg, maar ik nam toch het een en ander mee.
Zoals de verzameling kunstboeken die ik van mijn vader erfde. Leuk van mijn pa, dat hij me dat naliet. Mijn zus wilde de vele jaargangen Openbaar Kunstbezit, waar onze interesse voor kunst ooit mee werd gewekt, ik de boeken. Tientallen boeken over kunststromingen, Romantiek, Impressionisten, de Haagse School, die een mooie aanvulling vormen op de mijne over Expressionisme, Middeleeuwse kunst en Renaissance. En boeken over schilders die wonderwel ook de mijne aanvullen.
Van die oude boeken, vaak met zwart-witplaten.
Toen Weissenbruch op z'n 75 ste een succesvolle tentoonstelling had in Amsterdam, ging hij voor het eerst op reis. Hij gaat naar het Franse Barbizon en maakt er schetsen in olie- en waterverf.

Met een paar, soms ingeplakte, kleurenfoto’s. De platen zijn voor mij vaak meer een toelichting of een verduidelijking als er ingezoomd wordt op details. De foto’s zijn soms kunst op zich. En ook de taal is bijzonder.

Foto van "Strand" uit 1887, dat het Haags Museum kocht voor 800 gulden.
Begonnen met de boeken over kunst-geschiedenis, lees ik nu steeds vaker de boeken over stromingen. En ze zijn nóg mooier dan ik verwachtte. Die oudere boeken staan vol met verhalen. Het gaat over de grote tentoonstellingen, waar de schilders doorbraken.
Maurice Denis schilderde 1900 "Hulde aan Cezanne". Het was te zien bij de Salon de la Nationale in 1901. André Gide kocht het.

En over hoe de schilders dachten en werkten.
Op het moment lees ik over Jan H. Weissenbruch. Een hoofdstuk in het boek “Haagse School” gaat over hem. Het is een boek van dr. Jos. de Gruyter uit 1968.
De inleiding is al een genot. Lees maar eens mee:

“The poetry of earth is never dead”
Keats

“Ik zoek een kleur, die wij gekleurd grijs noemen, dat is alle kleuren, hoe sterk ook, zodanig tot een geheel gebracht, dat ze den indruk geven van een geurig warm grijs” - “Om het sentiment van het grijze zelfs in het krachtigste groen te houden, is verbazend moeyelijk en die het uitvindt is een gelukkig sterveling”.
Bekende uitlatingen van Gerard Bilders in een brief aan zijn beschermer Kneppelhout uit 1860, die kenmerkend zijn voor de bedoelingen van de Haagse School. Zij wilden immers hun kleur laten uitgaan van een grondtoon, meestal een verzadigd grijs, waarop de andere kleuren werden afgestemd en die deze kleuren tot een geheel moest binden. Daardoor werden ze meer tonalisten dan coloristen. Voor Delacroix was grijs de “anti-couleur” en zijn mening kan het verschil met de Fransen niet duidelijker aantonen.”

In Museum Gouda, waar ik werk, hebben we de collectie (Paul) Arntzenius in beheer met voornamelijk Haagse School en School van Barbizon. Ik had zelf al eens een boek over Roelofs aangeschaft, nu kan ik ook lezen over Haagse School. Bezoekers vinden de schilderijen soms donker. Ik kan ze nu vertellen over het grijs, over de tonaliteit.

Ik lees dat Weissenbruch zei: “Wat is schilderen? Ik weet het niet. Je kunt het of je kunt het niet. En als je het kunt, wat een moeite, wat een worstelen! Nooit wordt het zooals je het in de natuur gezien hebt. De natuur zelf zou je op het doek willen hebben.”
En hij zei ook: “ Als ik geen klap van de natuur krijg, voel ik er niets voor!” Hij maakte een notitie in zwart krijt of houtskool en prentte zich in wat hij zag, voor een “herschepping in al zijn heerlijkheid”.

Arntzenius zocht naar de bezieling en verzamelde op die manier. Nu lees ik over die bezieling. En ik kan er elke vrijdag naar kijken.


Monday 2 October 2017

Mondriaan's streven

Het zal weinig mensen ontgaan zijn. Nederland eert De Stijl. Theo van Doesburg  richtte 100 jaar geleden tijdschrift De Stijl op. 100 jaar geleden!
Van Drachten tot Winterswijk tot Den Haag, overal is er aandacht voor De Stijl. Den Haag fleurt op van de gevels in primaire kleuren.
We gingen met zijn vijven naar het Haags Gemeentemuseum. Ik ging terug in de tijd, naar de jaren 80 toen er twee grote Stijl-tentoonstellingen waren, in Amsterdam en in Kroller Muller op de Veluwe.
Dat was voor Victory Boogie Woogie was aangekocht, de aankoop was in 1998. Die was nu het eindpunt van de meer dan 300 schilderijen tellende expositie, het laatste, uit 1944 daterende onvoltooide schilderij van Mondriaan, nog vol plakband, waar hij meer dan twee jaar eerder aan begonnen was.
De tentoonstelling nu in Den-Haag begon met nogal donkere landschappen. Later kwam het licht, met voor mij als hoogtepunt de duinen bij Domburg. Ik zag de theosofische mensfiguren en de bomen die steeds meer geabstraheerd werden.
Ik keek naar de abstracte werken uit de periode van 1921 - 1930 en vroeg me af wat ze met me deden.

De tentoonstelling was een soort reis door het hoofd van Mondriaan. Ik vond het zeer indrukwekkend dat hij zich bleef ontwikkelen, radicale consequenties trok uit wat hij dacht en dat omzette in beeld. De abstracten maakte hij toen hij vijftig was. Ik vond ze mooi. Ze vormden een rustpunt in de tentoonstelling. Zoals een regelmatig gezicht mooi is, misschien. Ik moest aan de beginzin van Anna Karenina denken: "Gelukkige gezinnen lijken allemaal op elkaar, maar elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze".
Mondriaan was een idealist, hij was op zoek naar harmonie. En dat niet zozeer in schilderijen, als wel in de samenleving. De abstracte schilderijen waren er een voorproefje van. Hij vond zelfs dat kunst overbodig zou zijn in een perfecte samenleving. Een utopie, een onmogelijke werkelijkheid, is vaak beschreven, al lang geleden. Mondriaan vertaalde het in beeld. Wat mij betreft meer dan wie dan ook.
De eerdere schilderijen pasten in een stroming die Mondriaan beïnvloedden. Met De Stijl vormde Mondriaan met onder meer Theo van Doesburg een eigen stroming.



Het mooie van een utopie is dat het ideale bestaat. Een wereld zonder oorlog, tegenstellingen, botsende meningen. Geschetst in de bijbel, door Boeddha, door Marx. Het lastige aan een utopie vind ik dat het leven eruit is. Het is nu juist de kunst om met elkaar te leven op een prettige manier.
Ik vond de abstracten prachtig, een blik op echte harmonie.
Het beklemde me ook. Streng kwamen ze op me over. Geen diagonalen! Zwarte lijnen! Geen gemengde kleuren! Alsof emoties niet bestaan als je er niet over praat.
Ik was heel gelukkig met de ruitvorm en plakkertjes op Victory Boogie Woogie.