Tuesday 21 November 2017

Openingszin

Ik liep de Kunsthal binnen en had moeite om het begin van de tentoonstelling te vinden. Er stonden drommen mensen voor de kassa. Allemaal vrij op een doordeweekse middag, net als ik? Er bleek een prijsuitreiking te zijn in de aula, de menigte was gelukkig in no time opgelost.
Toen maar eens de weg gevraagd. "Neem de lift", kreeg ik te horen, maar ik loop liever. Na een aantal hellingbanen genomen te hebben, kwam ik bij een ommuurde ruimte aan.

Mijn docent in het museum ernaast had het naakt in de kunst besproken. Hij raadde ons aan veel te bekijken en er verslag van te doen. "Ah, de naakten van Paul Delvaux", dacht ik meteen en ging er naar toe.
En nu stond ik oog in oog met schilderijen van treinstations, antieke gebouwen en (meestal) naakte vrouwen.
De schilderijen voelden meteen vertrouwd. Ze deden me aan de jaren 70 denken, aan de kleuren van toen. En ik zag er vleugjes Modigliani in (de gezichten) en kermisscenes zoals bij James Ensor. Beide zeggen me niet veel, dus ik liep niet meteen warm voor deze werken.
Ik hou wel heel erg van antieke gebouwen op schilderijen, de symmetrie, het perspectief, de verwijzingen naar de Oudheid.
Die van Willink, met dreigende luchten, zijn fantastisch. Ook Delvaux schildert ze met prachtige details en soms met Griekse/Romeinse beelden.



En dan die vrouwen! Of beter gezegd, één vrouw, want ze zagen er allemaal hetzelfde uit. Had Paul Delvaux een muze? Ik geloof van niet. Wel begreep ik dat zijn moeder, toen hij dertig was, zijn vriendin afkeurde en dat hun verhouding geen lang leven was beschoren. " Hm, vast een moeizame relatie met vrouwen", dacht ik. En ineens leek het of ik in het hoofd van Paul Delvaux keek. Ik werd gegrepen. Al die geïdealiseerde, afstandelijke, onbereikbare vrouwen! En dat koele kleurgebruik. Op enorme doeken en in grote getale. Delvaux schilderde niet wat hij zag. Dan hadden we vast zijn stuurse moeder gezien, of Belgische landschappen. Hij schilderde zijn fascinaties. Niet alleen de treinen als beloftes van vrijheid, ook schedels en geraamtes.

Golgotha met skeletten aan de kruizen en in het publiek. In mijn beleving niet zozeer een opgeheven vinger, een herinnering aan onze sterfelijkheid, maar meer een benadrukking van de alledaagsheid van de dood. De dood is er altijd, a fact of life.



Zo maakte ik een reis door het hoofd van Paul Delvaux. En ik had met hem te doen. Zo eng zijn wij vrouwen toch niet? Was er nou niemand die die arme Paul had kunnen helpen om een beginzin te vinden in de kroeg?


No comments:

Post a Comment