Het is rustig in het Stedelijk Museum in Amsterdam, bij de eerst overzichtstentoonstelling van de Oostenrijkse Maria Lassnig (1919 - 2014) in Nederland "Ways of being". Ik sta voor "Zelfportret met tekstballon" omdat het schilderij me heeft uitgekozen, zoals onze begeleider zei.. Er komt een familie voorbij van vier vrouwen en een man, van wie drie vrouwen gesluierd. Ze kijken net als ik naar Maria Lassnig. Of het schilderij hen ook heeft uitgekozen, weet ik niet. Zie ik wat zij zien? Ze lezen de titel en zeggen iets tegen elkaar. Ik versta het niet.
We verzamelden in een zaaltje bij de bibliotheek van het Stedelijk. Onze gids, Peter Thissen, is mindfulness-coach en kunsthistoricus. We mediteren en hij vertelt wat we op zaal gaan doen. In het hier en nu zijn bij een schilderij. Gedachten terugbrengen naar nu en voelen wat er met je gebeurt, zonder oordeel.
Toepasselijk, Maria Lassnig schildert Körperbewustseinsbilder, lichaamsbewustzijn. Ze schildert hoe het is om in een lichaam te zitten, hoe ze haar lichaam gewaarwordt. En vanuit het lichaam stond ze in de wereld en het lichaam is ook de oorsprong van het beeld, van kunst. Ze zei zelf dat ze de werkelijkheid vond in de vorm van de door haar bewoonde lichaamsbehuizing. Het gaat om vrouwen(lichamen) vanuit haarzelf gezien en niet, zoals meestal in de schilderkunst, een vrouw gezien door een man. Ik heb vaak nagedacht over hoe je dat aanpakt.
Het zijn geen portretten, je ziet de hersenen naast het hoofd. Een duidelijke arm en een schetsmatig aangegeven arm.
Niet direct mooi in de klassieke zin. Het werk doet me aan Kokoschka en Schiele denken, bij hen had ik dat ook. Maar zij schilderden het innerlijke wezen van iemand.
Een oog kijkt me indringend aan. Ik loop door de zaal, misschien een ander werk? Nee, ook het babyroze met een beetje blauw trekken me. Ik ga voor het schilderij staan. Na een tijdje kijken zie ik steeds meer. Waar eindigt de roze tekstballon en begint de roze omgeving? Het oog is gekanteld, er zijn twee gezichten achter elkaar. Ik ga op in het schilderij en het kwartier is ineens voorbij. De tijd aanwezige maalstroom aan gedachten was er even niet.
Na afloop vertellen we twee aan twee wat we hebben beleefd.
In een volgende zaal doen we het kijken nog eens. Daar kijk ik naar een aantal beelden met de tittel "Help". Ik zie figuren met opgeheven armen, maar ook herten met geweien. Het lukt me nu sneller om alleen maar te kijken. Een prachtige ervaring.
Monday 15 July 2019
Sunday 23 June 2019
Fresco's in Toscane
Toscane, ik raak er niet uitgekeken. Elke keer vind ik iets verrassends. Vorige week meden we de steden, we hadden geen behoefte aan de drukte. Het was al een heel gedoe op de wegen om Siena en Florence, maar dat deden we ergens voor. We zagen het betoverende klooster San Antimo en de Etruskische sporen in Fiesole.
Op deze plekken was het heerlijk rustig en kon je op je gemak rondkijken en de sfeer voelen.
Onderweg lieten we ons verrassen. Dat is niet moeilijk, er staan overal bruine bordjes met verwijzingen naar pieves - Romaanse dorpskerkjes-, uitzichten en abdijen. We kwamen op een plek, zo'n halve kilometer van de weg, waar een pieve was beloofd. Het gebied was een hotel geworden, met een tiental gebouwen, een restaurant en zwembad, een oude oven en het beloofde kerkje. Een prachtige afgelegen plek.
Een ander bordje verwees naar een Maria-klooster. In het dorpje Morocco vinden we een piepklein klooster, keurig verzorgd met bloemen. Ik zag er een non in een kraakhelder bruin en wit habijt en een lichtblauw kraagje. En in de kloostergang waren fresco's te zien.
De in de natte kalk aangebrachte schilderingen zijn altijd fascinerend. Ze zijn op veel plekken te zien, zowel binnen als buiten. Als de kalk is gedroogd zijn de schilderingen een met de muur geworden. Het is een moeilijke techniek, maar niet duur en schilders konden goed laten zien wat ze konden. In de bloeitijd van de Toscaanse stadstaten werd er veel gebouwd. Om de gebouwen te versieren werden kunstenaars uit andere streken aangetrokken. Ze maakten mozaieken, maar al snel werd dat te bewerkelijk gevonden. De fresco-techniek werd ontwikkeld. Er kon alleen in de kalk geschilderd worden als deze nog nat was. Er werden daarom giornata's gemaakt, vakken die in een dag gemaakt konden worden. Om het geheel te kunnen overzien, werd op de eerste pleisterlaag een ondertekening, een sinopie, gemaakt.
Over de fresco-techniek, die opbouw in fases, is veel te vinden in de boekjes. Ik nam het dan
L voor kennisgeving aan. Tot ik eens in Pisa het Sinopia Museum bezocht. Fascinerend om ondertekeningen, in roodbruin, te zien. Interessant ook, omdat de meester eigenlijk altijd de ondertekening maakte, terwijl de fresco's vaak deels door leerlingen werden gemaakt. In de sinopia zag je de hand van de meester, met clair-obscur.
Ik had ze in het museum gezien, daarom herkende ik ze: deze verweerde fresco's buiten bij de omgang van het kloostertje in Morocco, waren grotendeels ondertekeningen! Ik zag tekeningen van paarden en bijbelse taferelen.
Wie de maker is weet ik niet, internet en mijn kunstboeken konden me het niet vertellen. Maar het was prachtig. En hoe langer je keek hoe meer je zag. Een prachtig vrouwengezicht, twee mensen in bed. Kijk!
Sant Antimo, gesticht door Karel de Grote |
Op deze plekken was het heerlijk rustig en kon je op je gemak rondkijken en de sfeer voelen.
Fiesole, Amfitheater en Dom |
Fiesole. De consistorie in het Fransiscaner klooster |
Onderweg lieten we ons verrassen. Dat is niet moeilijk, er staan overal bruine bordjes met verwijzingen naar pieves - Romaanse dorpskerkjes-, uitzichten en abdijen. We kwamen op een plek, zo'n halve kilometer van de weg, waar een pieve was beloofd. Het gebied was een hotel geworden, met een tiental gebouwen, een restaurant en zwembad, een oude oven en het beloofde kerkje. Een prachtige afgelegen plek.
Een ander bordje verwees naar een Maria-klooster. In het dorpje Morocco vinden we een piepklein klooster, keurig verzorgd met bloemen. Ik zag er een non in een kraakhelder bruin en wit habijt en een lichtblauw kraagje. En in de kloostergang waren fresco's te zien.
De in de natte kalk aangebrachte schilderingen zijn altijd fascinerend. Ze zijn op veel plekken te zien, zowel binnen als buiten. Als de kalk is gedroogd zijn de schilderingen een met de muur geworden. Het is een moeilijke techniek, maar niet duur en schilders konden goed laten zien wat ze konden. In de bloeitijd van de Toscaanse stadstaten werd er veel gebouwd. Om de gebouwen te versieren werden kunstenaars uit andere streken aangetrokken. Ze maakten mozaieken, maar al snel werd dat te bewerkelijk gevonden. De fresco-techniek werd ontwikkeld. Er kon alleen in de kalk geschilderd worden als deze nog nat was. Er werden daarom giornata's gemaakt, vakken die in een dag gemaakt konden worden. Om het geheel te kunnen overzien, werd op de eerste pleisterlaag een ondertekening, een sinopie, gemaakt.
Over de fresco-techniek, die opbouw in fases, is veel te vinden in de boekjes. Ik nam het dan
L voor kennisgeving aan. Tot ik eens in Pisa het Sinopia Museum bezocht. Fascinerend om ondertekeningen, in roodbruin, te zien. Interessant ook, omdat de meester eigenlijk altijd de ondertekening maakte, terwijl de fresco's vaak deels door leerlingen werden gemaakt. In de sinopia zag je de hand van de meester, met clair-obscur.
Ik had ze in het museum gezien, daarom herkende ik ze: deze verweerde fresco's buiten bij de omgang van het kloostertje in Morocco, waren grotendeels ondertekeningen! Ik zag tekeningen van paarden en bijbelse taferelen.
Wie de maker is weet ik niet, internet en mijn kunstboeken konden me het niet vertellen. Maar het was prachtig. En hoe langer je keek hoe meer je zag. Een prachtig vrouwengezicht, twee mensen in bed. Kijk!
Monday 27 May 2019
Het grijs van Gerard Bilders
Soms kom ik in mijn collectie oude kunstboeken een schilderij tegen dat bij ons in het museum, Museum Gouda, te zien is. Vandaag kwam ik er weer een tegen, een schilderij dat in bruikleen is van Museum Arnhem voor de tentoonstelling Buiten Schilderen.
Daar zie je wat technische innovaties voor impact hebben. Zowel in Frankrijk, Barbizon, als in Nederland, leidden twee volstrekt verschillende innovaties, de aanleg van spoorlijnen enerzijds en de uitvinding van de tube, ertoe dat schilders vanaf 1840 hun ateliers uitgingen, op de trein stapten en de natuur introkken om deze te schilderen.
In Oosterbeek was dat in 1841 Johannes Warnardus Bilders, een gedreven romanticus, die die dol was op de woeste natuur en die ging schilderen. Hij verzamelde jonge schilders om zich heen, die later de kern vormden van wat we de Haagse School, het Nederlandse impressionisme, zijn gaan noemen.
Tegelijk met de spoorlijnen gingen de nieuwe rijken van die tijd, vaak vermogend geworden in de industriële revolutie, "buitens" op het platteland betrekken. In Oosterbeek nam de schrijver Kneppelhout, nu nog enigszins bekend van zijn studentenverhalen die hij schreef onder het pseudoniem Klikspaan, zijn intrek in landgoed De Hemelsche Berg. Zijn vrouw en hij namen een aantal schilders onder hun hoede.
De schilders namen een reisezel en een verfkist met tubes mee. Tubes zijn een Amerikaanse uitvinding. De tubes waren zinken cilinders met verf, eerst aan beide zijden dichtgeknepen, later voorzien van een dop. Daar de verf in een buisje te bewaren droogde hij niet op en kon gemakkelijk meegenomen worden. En een hele vereenvoudiging nu er geen pigmenten meer gemengd hoefden te worden.
Gerard Bilders, geboren in 1838, woonde vanaf 1841 een aantal jaren in Oosterbeek. Zijn vader schilderde er. Dat was Johannes Warnardus Bilders, waar we het net al even over hadden. Hij was zo romantisch dat hij de jonge schilders doopte bij de Wodanseiken bij Wolfheze.
Kneppelhout werd de mecenas van Gerard Bilders. Hij stuurt hem naar Zwitserland en steunt hem een aantal jaren financieel. Gerard volgt tekenles en krijgt een vergunning om in het Mauritshuis te schilderen. Potter's Stier was zijn favoriet.
Gerard is onder de indruk als hij in Brussel een expositie van schilderijen van Franse schilders die buiten schilderden bezoekt. Het werk van bijvoorbeeld Troyon en Corot inspireert hem. Buiten schilderend ontwikkelt hij een credo: "Ik zoek naar een toon die wij 'gekleurd grijs' noemen, dat is: alle kleuren, hoe sterk ook, zodanig tot een geheel gebracht dat ze indruk geven van een geurig, warm grijs".
Heel anders dan het impressionisme in Frankrijk. Door de hevigheid van het licht en de atmosfeer leidde dit tot het pointilisme, het trillende, iriserende licht dat zijn regenboogkleuren over alles wierp. Maar ook de Franse impressionisten hebben Nederlandse inspiratie, ze hebben een 17e eeuwse meester als Ruysdael goed bestudeerd.
Mijn boek, 'De Haagse School' van Jos de Gruyter uit 1969, wijst op Bilders' schilderij 'Opheusden' en prijst de ingetogen sterke kleurstellingen en zijn ongedwongen weergave van de ruimte en van het verloop van het terrein.
Gerard werd maar 26 jaar. Schilder van aandoenlijke zuiverheid en sprankelende intensiteit.
Nu te zien in Museum Gouda.
Daar zie je wat technische innovaties voor impact hebben. Zowel in Frankrijk, Barbizon, als in Nederland, leidden twee volstrekt verschillende innovaties, de aanleg van spoorlijnen enerzijds en de uitvinding van de tube, ertoe dat schilders vanaf 1840 hun ateliers uitgingen, op de trein stapten en de natuur introkken om deze te schilderen.
In Oosterbeek was dat in 1841 Johannes Warnardus Bilders, een gedreven romanticus, die die dol was op de woeste natuur en die ging schilderen. Hij verzamelde jonge schilders om zich heen, die later de kern vormden van wat we de Haagse School, het Nederlandse impressionisme, zijn gaan noemen.
Tegelijk met de spoorlijnen gingen de nieuwe rijken van die tijd, vaak vermogend geworden in de industriële revolutie, "buitens" op het platteland betrekken. In Oosterbeek nam de schrijver Kneppelhout, nu nog enigszins bekend van zijn studentenverhalen die hij schreef onder het pseudoniem Klikspaan, zijn intrek in landgoed De Hemelsche Berg. Zijn vrouw en hij namen een aantal schilders onder hun hoede.
De schilders namen een reisezel en een verfkist met tubes mee. Tubes zijn een Amerikaanse uitvinding. De tubes waren zinken cilinders met verf, eerst aan beide zijden dichtgeknepen, later voorzien van een dop. Daar de verf in een buisje te bewaren droogde hij niet op en kon gemakkelijk meegenomen worden. En een hele vereenvoudiging nu er geen pigmenten meer gemengd hoefden te worden.
Gerard Bilders, geboren in 1838, woonde vanaf 1841 een aantal jaren in Oosterbeek. Zijn vader schilderde er. Dat was Johannes Warnardus Bilders, waar we het net al even over hadden. Hij was zo romantisch dat hij de jonge schilders doopte bij de Wodanseiken bij Wolfheze.
Kneppelhout werd de mecenas van Gerard Bilders. Hij stuurt hem naar Zwitserland en steunt hem een aantal jaren financieel. Gerard volgt tekenles en krijgt een vergunning om in het Mauritshuis te schilderen. Potter's Stier was zijn favoriet.
Gerard is onder de indruk als hij in Brussel een expositie van schilderijen van Franse schilders die buiten schilderden bezoekt. Het werk van bijvoorbeeld Troyon en Corot inspireert hem. Buiten schilderend ontwikkelt hij een credo: "Ik zoek naar een toon die wij 'gekleurd grijs' noemen, dat is: alle kleuren, hoe sterk ook, zodanig tot een geheel gebracht dat ze indruk geven van een geurig, warm grijs".
Heel anders dan het impressionisme in Frankrijk. Door de hevigheid van het licht en de atmosfeer leidde dit tot het pointilisme, het trillende, iriserende licht dat zijn regenboogkleuren over alles wierp. Maar ook de Franse impressionisten hebben Nederlandse inspiratie, ze hebben een 17e eeuwse meester als Ruysdael goed bestudeerd.
Mijn boek, 'De Haagse School' van Jos de Gruyter uit 1969, wijst op Bilders' schilderij 'Opheusden' en prijst de ingetogen sterke kleurstellingen en zijn ongedwongen weergave van de ruimte en van het verloop van het terrein.
Gerard werd maar 26 jaar. Schilder van aandoenlijke zuiverheid en sprankelende intensiteit.
Gerard Bilders schilderde het schilderij dat nu Weidelandschap bij Opheusden heet toen hij 22 was. |
Tuesday 14 May 2019
Praten over kunst
Na een jaar rondleidingen geven, gaat het bijna vanzelf. Dat is heel prettig. Er is een gezonde spanning vooraf om gefocused te blijven en voldoende oog voor de groep zodat er ruimte is om op hun wensen in te kunnen gaan. Ideaal!
In juni komt er een nieuwe tentoonstelling in het museum waar ik de rondleidingen geef, Museum Gouda. De tentoonstelling heet Lage Landen, met werk uit het Rijksmuseum dat op reis gaat en vijf stadsmusea aandoet. Er komen tentoonstellingen met de thema's aarde, lucht, water en vuur, waarin de identiteit van Nederland wordt onderzocht. Eind juni is Lage Landen, schatten uit het Rijks te zien in Gouda. Veertig schilderijen uit het Rijksmuseum en werken uit de vaste collectie van het museum. En een hedendaagse auteur en kunstenaar/ontwerper geven invulling aan het thema. Er hoort ook een nieuwe manier van rondleiden bij. Als je de cursus daarover hebt gevolgd mag je de rondleiding geven. Deze week was de aftrap.
Het uitgangspunt is dat de bezoekers vertellen wat ze zien. Bij zeg maar een traditionele rondleiding vertelt de rondleider. Je vertelt van alles. Je geeft achtergrondinformatie, over het ontstaan van de tentoonstelling, je vertelt de titel van het schilderij, over de kunstenaar, over de stroming en de periode, je laat ander werk zien. Je stort heerlijk alles wat je weet over de groep heen. Soms ontstaat er een gesprek, soms niet.
De nieuwe methode heet vts, wat staat voor visual thinking strategies. Bij de nieuwe methode staat het gesprek centraal. Ik was er benieuwd naar, want het is jammer als het alleen om kennisoverdracht gaat, de beleving van kunst is juist zo fijn. Deze nieuwe methode heeft als uitgangspunt dat het formuleren van wat je ziet en beleeft, de ontwikkeling van je denken stimuleert. Het is eigenlijk niet alleen een uitgangspunt, het is bewezen. Er is een aantal fases en het is de kunst aansluiting te vinden bij die van de deelnemers.
Dat doe je door een drietal simpele vragen te stellen en te parafraseren. Makkie, zou je denken.
Eerst werd de theorie toegelicht en daarna gingen we oefenen. Pff, wat wat was dat moeilijk. En dan was het nog een makkelijke groep van collega-rondleiders die ook net de cursus hadden gevolgd en dus wisten wat de bedoeling was. Ik had zo de neiging om toe te lichten, te vertellen. Wat er uitkwam was verrassend en mooi.
Mensen die rondgeleid willen worden, kunnen kiezen op welke manier de rondleiding wordt gegeven. Ik hoop dat er veel belangstelling komt voor de vts-rondleidingen, dan kan ik veel oefenen. Dat wordt op mijn tong bijten, maar ik verheug me op wat we allemaal gaan zien!
In juni komt er een nieuwe tentoonstelling in het museum waar ik de rondleidingen geef, Museum Gouda. De tentoonstelling heet Lage Landen, met werk uit het Rijksmuseum dat op reis gaat en vijf stadsmusea aandoet. Er komen tentoonstellingen met de thema's aarde, lucht, water en vuur, waarin de identiteit van Nederland wordt onderzocht. Eind juni is Lage Landen, schatten uit het Rijks te zien in Gouda. Veertig schilderijen uit het Rijksmuseum en werken uit de vaste collectie van het museum. En een hedendaagse auteur en kunstenaar/ontwerper geven invulling aan het thema. Er hoort ook een nieuwe manier van rondleiden bij. Als je de cursus daarover hebt gevolgd mag je de rondleiding geven. Deze week was de aftrap.
Lage landen, schatten uit het Rijks is nu in Stedelijk Museum Zutphen te zien |
Het uitgangspunt is dat de bezoekers vertellen wat ze zien. Bij zeg maar een traditionele rondleiding vertelt de rondleider. Je vertelt van alles. Je geeft achtergrondinformatie, over het ontstaan van de tentoonstelling, je vertelt de titel van het schilderij, over de kunstenaar, over de stroming en de periode, je laat ander werk zien. Je stort heerlijk alles wat je weet over de groep heen. Soms ontstaat er een gesprek, soms niet.
De nieuwe methode heet vts, wat staat voor visual thinking strategies. Bij de nieuwe methode staat het gesprek centraal. Ik was er benieuwd naar, want het is jammer als het alleen om kennisoverdracht gaat, de beleving van kunst is juist zo fijn. Deze nieuwe methode heeft als uitgangspunt dat het formuleren van wat je ziet en beleeft, de ontwikkeling van je denken stimuleert. Het is eigenlijk niet alleen een uitgangspunt, het is bewezen. Er is een aantal fases en het is de kunst aansluiting te vinden bij die van de deelnemers.
Dat doe je door een drietal simpele vragen te stellen en te parafraseren. Makkie, zou je denken.
Eerst werd de theorie toegelicht en daarna gingen we oefenen. Pff, wat wat was dat moeilijk. En dan was het nog een makkelijke groep van collega-rondleiders die ook net de cursus hadden gevolgd en dus wisten wat de bedoeling was. Ik had zo de neiging om toe te lichten, te vertellen. Wat er uitkwam was verrassend en mooi.
Mensen die rondgeleid willen worden, kunnen kiezen op welke manier de rondleiding wordt gegeven. Ik hoop dat er veel belangstelling komt voor de vts-rondleidingen, dan kan ik veel oefenen. Dat wordt op mijn tong bijten, maar ik verheug me op wat we allemaal gaan zien!
Monday 29 April 2019
Theo Colenbrander, schilder van keramiek
In de Mesdag Collectie vallen ze op: de vazen en pullen van Theo Colenbrander (1841 - 1930). Kleurrijk met grillige decors. Geabstraheerde vormen uit de natuur, niet-symmetrisch, maar met een mooie vlakverdeling.
Nu hebben we in Museum Gouda door Colenbrander beschilderde biscuits, dat is aardewerk dat een keer is gebakken.
Colenbrander werkte een jaar voor Plateelbakkerij Zuid-Holland in Gouda. Hij woonde in Hotel De Pauw in Arnhem. Een koerier bracht hem de matte vazen. Hij tekende er vormen op met potlood, beschilderde ze met aquarelverf en zette aanwijzingen op de onderkant. De koerier vervoerde ze weer naar Gouda, waar Van der Ham de ontwerpen overnam en de tweede ovengang plaatsvond.
Colenbrander was met ruzie vertrokken bij Plateelbakkerij Rozenburg in Den-Haag. Hij was eigenzinnig en compromisloos ook toen zijn werk weinig werd verkocht.
Hendrik en Sientje Mesdag waren naast schilders ook zakenmensen en kunstverzamelaars. Hendrik was aandeelhouder van de NV Rozenburg en ze besloten veel werk van Colenbrander aan te kopen. Een groot deel is bijeengebracht in hun museum Mesdag Collectie.
Colenbrander's ontwerpen waren bewerkelijk, hij kon zo maar 10 soorten geel gebruiken op een vaas. En hij was kritisch. Bij een bezoek aan de fabriek zei hij tegen een medewerkster die aan een van zijn ontwerpen werkte: "Ga eens opzij". Ze stond op en hij sloeg de vaas kapot met zijn stok. Ze was er al een week mee bezig.
Ook in Gouda kwam er gedoe. Colenbrander was niet tevreden over de kwaliteit van het resultaat, een nieuwe techniek waarbij eerst werd geglazuurd en het decor op het glazuur werd aangebracht. Maar ook nu bleek de verkoop niet goed te lopen.
Colenbrander was niet bang uitgevallen. Na zijn periode bij Rozenburg was hij aan de slag gegaan als ontwerper van tapijten, interieurs en boekbanden. Hij woonde in hotels als de zaken goed gingen, in mindere tijden in pensions. Ondanks zijn humeurigheid had hij een schare fans opgebouwd. Eerder al de Mesdags, maar na zijn tijd in Gouda financierden vrienden een eigen fabriek voor hem. Plateelfabriek Ram in Arnhem beschikte over de beste klei, baktechnieken en verven. Colenbrander werd geen stroobreed in de weg gelegd. Bijzonder voor een auto-didact, die inmiddels de 80 gepasseerd was.
Hij was als jonge man in de leer geweest bij de stadsarchitect van Doesburg en was aan het werk geweest bij de Wereldtentoonstelling in Parijs. Daar ontmoette hij kunstenaars en besloot later decors te gaan ontwerpen voor keramiek. Nu wordt hij gezien als de eerste industrieel ontwerper, een pionier op het gebied van art-nouveau. Hij gaf als eerste zijn ontwerpen namen, zoals 'Dwarrel', 'Warrig' 'Woest en ledig' en 'Kantwerk'.
Na drie jaar wilde de directie van Ram ook andere ontwerpen in productie nemen, want er werd niet veel verkocht. Colenbrander pikte het niet en stapte op..
Nu hebben we in Museum Gouda door Colenbrander beschilderde biscuits, dat is aardewerk dat een keer is gebakken.
Colenbrander werkte een jaar voor Plateelbakkerij Zuid-Holland in Gouda. Hij woonde in Hotel De Pauw in Arnhem. Een koerier bracht hem de matte vazen. Hij tekende er vormen op met potlood, beschilderde ze met aquarelverf en zette aanwijzingen op de onderkant. De koerier vervoerde ze weer naar Gouda, waar Van der Ham de ontwerpen overnam en de tweede ovengang plaatsvond.
Een beschilderd biscuit en de tweemaal gebakken pul |
Hendrik en Sientje Mesdag waren naast schilders ook zakenmensen en kunstverzamelaars. Hendrik was aandeelhouder van de NV Rozenburg en ze besloten veel werk van Colenbrander aan te kopen. Een groot deel is bijeengebracht in hun museum Mesdag Collectie.
Colenbrander's ontwerpen waren bewerkelijk, hij kon zo maar 10 soorten geel gebruiken op een vaas. En hij was kritisch. Bij een bezoek aan de fabriek zei hij tegen een medewerkster die aan een van zijn ontwerpen werkte: "Ga eens opzij". Ze stond op en hij sloeg de vaas kapot met zijn stok. Ze was er al een week mee bezig.
Ook in Gouda kwam er gedoe. Colenbrander was niet tevreden over de kwaliteit van het resultaat, een nieuwe techniek waarbij eerst werd geglazuurd en het decor op het glazuur werd aangebracht. Maar ook nu bleek de verkoop niet goed te lopen.
Colenbrander was niet bang uitgevallen. Na zijn periode bij Rozenburg was hij aan de slag gegaan als ontwerper van tapijten, interieurs en boekbanden. Hij woonde in hotels als de zaken goed gingen, in mindere tijden in pensions. Ondanks zijn humeurigheid had hij een schare fans opgebouwd. Eerder al de Mesdags, maar na zijn tijd in Gouda financierden vrienden een eigen fabriek voor hem. Plateelfabriek Ram in Arnhem beschikte over de beste klei, baktechnieken en verven. Colenbrander werd geen stroobreed in de weg gelegd. Bijzonder voor een auto-didact, die inmiddels de 80 gepasseerd was.
Hij was als jonge man in de leer geweest bij de stadsarchitect van Doesburg en was aan het werk geweest bij de Wereldtentoonstelling in Parijs. Daar ontmoette hij kunstenaars en besloot later decors te gaan ontwerpen voor keramiek. Nu wordt hij gezien als de eerste industrieel ontwerper, een pionier op het gebied van art-nouveau. Hij gaf als eerste zijn ontwerpen namen, zoals 'Dwarrel', 'Warrig' 'Woest en ledig' en 'Kantwerk'.
Na drie jaar wilde de directie van Ram ook andere ontwerpen in productie nemen, want er werd niet veel verkocht. Colenbrander pikte het niet en stapte op..
Tuesday 26 March 2019
Hockney's schilderkunst is springlevend!
Het lijkt soms of schilderkunst iets van vroeger is. Anything goes, natuurlijk, kunstenaars kiezen zelf hun vormentaal. Er is geen Ecole des Beaux Arts meer, die voorschrijft hoe het hoort. Mijn laatste docenten bij schilderclubjes zeiden, toen ik vroeg wat ze zelf maakten: "Nee, schilderen, dat doe ik eigenlijk niet meer, ik ben verdergegaan." Schilderen te beperkt?
Bij conceptuele kunst mis ik vaak het pure plezier van het kijken, Het gaat via je hoofd, je begrijpt het meestal pas als je het verhaal of de filosofie erachter kent. Dat kan heel mooi of indrukwekkend zijn trouwens.
Vorige week zag ik de landschapsschilderijen van Hockney (Joy of Nature, Van Gogh Museum). Het was zooo mooi! Ik werd er zo blij van! Hockney vertelt bij interviews dat ook tegen hem gezegd werd dat het schilderen van landschappen iets van vroeger was. Hockney vertelt dat de natuur er altijd is en nooit verveelt. Toen hij, na lang in in Californië gewoond te hebben, de seizoenen weer ervoer in zijn vaderland Engeland, moest hij het schilderen. De vormen, de ritmes, de kleuren, het licht, de seizoenen. Hockney's schilderijen zijn een ode aan het landschap en aan de schilderkunst. En aan het kijken.
Maar Hockney zou Hockney niet zijn als hij dat niet op zijn eigen manier deed. Je ziet dat hij Van Gogh bewondert, maar het is ook helemaal van nu. Het viel me vooral op bij de vier seizoenen. Eén plek vier maal geschilderd, maar zó anders, dat ik pas na een tijdje zag dat het steeds dezelfde plek was.
Hockney is al lang actief, hij brak door met zijn pop art, zoals de zwembadschilderijen, waarvan er één onlangs voor een astronomisch bedrag verkocht is. (ik schreef er de blog ´Nieuw woord schilderijtrailer´ over). Hij heeft veel meer geschilderd, maar is nog lang niet uitgekeken op de landschappen. Omdat het `klassieke perspectief´ hem benauwde ontwikkelde hij een techniek om meerdere perspectieven te laten zien, zoals wanneer je buiten loopt, zodat je veel meer ín het schilderij bent. Hij maakte er ook fotobeelden van, waar je voelt dat je in de omgeving wordt opgenomen als er dichtbij staat. Een geweldige innovatie!
Ja, hij gebruikt ook foto´s, Ipad~tekeningen en houtskool, allemaal krachtige beelden, met veel plezier en ogenschijnlijk snel gemaakt.
Binnenkort gaat hij de kust van Normandie op het doek zetten. Hopelijk weer op van die grote doeken, die hij in Engeland maakte. Hij ging er mee naar buiten, geassisteerd, want in je eentje is dat geen doen. En hopelijk laat hij `de verf weer kallen, alsof vanochtend de lente doorbrak´, zoals Wieteke van Zeijl zo mooi zegt in De Volkskrant.
Bij conceptuele kunst mis ik vaak het pure plezier van het kijken, Het gaat via je hoofd, je begrijpt het meestal pas als je het verhaal of de filosofie erachter kent. Dat kan heel mooi of indrukwekkend zijn trouwens.
Vorige week zag ik de landschapsschilderijen van Hockney (Joy of Nature, Van Gogh Museum). Het was zooo mooi! Ik werd er zo blij van! Hockney vertelt bij interviews dat ook tegen hem gezegd werd dat het schilderen van landschappen iets van vroeger was. Hockney vertelt dat de natuur er altijd is en nooit verveelt. Toen hij, na lang in in Californië gewoond te hebben, de seizoenen weer ervoer in zijn vaderland Engeland, moest hij het schilderen. De vormen, de ritmes, de kleuren, het licht, de seizoenen. Hockney's schilderijen zijn een ode aan het landschap en aan de schilderkunst. En aan het kijken.
Maar Hockney zou Hockney niet zijn als hij dat niet op zijn eigen manier deed. Je ziet dat hij Van Gogh bewondert, maar het is ook helemaal van nu. Het viel me vooral op bij de vier seizoenen. Eén plek vier maal geschilderd, maar zó anders, dat ik pas na een tijdje zag dat het steeds dezelfde plek was.
Woldgate Woods Herfst 2006 |
Hockney is al lang actief, hij brak door met zijn pop art, zoals de zwembadschilderijen, waarvan er één onlangs voor een astronomisch bedrag verkocht is. (ik schreef er de blog ´Nieuw woord schilderijtrailer´ over). Hij heeft veel meer geschilderd, maar is nog lang niet uitgekeken op de landschappen. Omdat het `klassieke perspectief´ hem benauwde ontwikkelde hij een techniek om meerdere perspectieven te laten zien, zoals wanneer je buiten loopt, zodat je veel meer ín het schilderij bent. Hij maakte er ook fotobeelden van, waar je voelt dat je in de omgeving wordt opgenomen als er dichtbij staat. Een geweldige innovatie!
Ja, hij gebruikt ook foto´s, Ipad~tekeningen en houtskool, allemaal krachtige beelden, met veel plezier en ogenschijnlijk snel gemaakt.
Woldgate Woods, zomer 2006 |
De seizoenen. Grote beelden van verschillende foto´s |
Tuesday 19 February 2019
De spinnen van Louise Bourgeois
Louise Bourgeois maakte sculpturen van levensgrote spinnen, die vaak
`Maman` heten. Ze staan op een aantal plekken in de wereld. Ik zag er vorig jaar een paar in het MoMa van San Francisco. Ikzelf denk bij
spinnen helemaal niet aan moeders, ik ben niet echt bang voor ze, maar ze moeten niet ineens op mijn blote arm vallen. Hun webben zijn natuurlijk prachtig, zeker als er dauw op zit en als je ziet hoe sterk ze zijn, als de wind vat op ze heeft. En het is mooi om te zien hoe de spin vliegensvlug een gat repareert. Mijn eigen moeder deed me eerder denken aan een edelhert, met fluwelen ogen, een warm, zacht lichaam, een prooidier in een groep en op haar hoede. En hoe mijn kinderen mij als moeder zien? Mmm, geen idee! Je moeder zien als een spin, het wekte mijn nieuwsgierigheid.
Ah, Bourgeois' vroeggestorven moeder stond aan het hoofd van de reparatie-afdeling van de weverij van haar ouders, las ik. Ze restaureerde ook antieke wandkleden, dus ja, iets met draden en weven, daar kon ik me iets bij voorstellen.
En Bourgeois karakteriseerde spinnen als bijzonder slim, ijverig en krachtig beschermend. Die eigenschappen bewonderde ze in haar moeder en streefde ze zelf ook na.
Ze identificeerde zich ook met spinnen in haar eigen werkwijze. Ze gebruikte het beeld van de spin die een beschadigd web repareert. Deze cyclus van maken, beschadigen en vernieuwen gebruikte Bourgeois zelf ook. Vrouwelijke spinnen hebben niet altijd een goed imago, ze steken, ze doden. Louise Bourgeois wilde de spin rehabiliteren.
Er stonden in San Francisco een paar spinnen bij elkaar, van verschillende grootte. Onder één ervan kon ik staan, dat voelde prettig aan. Ineens zag ik het rek weer, waar mijn moeder de kleden op uitklopte en waar ik onder ging zitten, me beschermd voelde en de doffe klappen hoorde van de mattenklopper. Een witgeverfd rek met ronde, zwartgeverfde uiteinden. Wat zou ermee gebeurd zijn? Bestaan die dingen überhaupt nog?
De spinnen waren van metaal. Ik zag plaatjes van andere spinnen met gevlochten mandjes onder hun lijf met eieren erin. Er staat er een boven het graf van James Ensor. Maman waakt over het graf en is een ode aan de artistieke vruchtbaarheid.
Louise Bourgeois' kunst verwijst naar haar leven. Ze vertaalt wat ze meemaakte.Thema´s als een tirannieke vader, maar ook iets als pleinvrees, zie je terug in universele thema's zoals angst, seksualiteit, onthechting en de relatie tussen vrouwen en mannen.
Ze maakte ook spiralen, die enerzijds verwijzen naar de draden in de weverij van haar ouders en anderzijds een symbool zijn van de de eeuwigheid van het leven.
Louise Bourgeois werkte haar leven lang gestaag door. Ze was afkomstig uit Frankrijk en zei dat haar kindertijd nooit zijn magie had verloren, net zo min als zijn drama. Ze woonde sinds 1938 in de VS. Ze heeft een groot oeuvre nagelaten van beelden, installaties, tekeningen, schilderijen en grafisch werk. Haar werk kenmerkt zich door de psychologische gelaagdheid, met emotionele spanning. Ze maakte ook afbeeldingen van moeders en dochters, waarin ze de mooie kanten liet zien, de toewijding en bescherming, maar ook de schaduwzijde zoals je schuldig voelen, woede en angst om verlaten te worden of om te falen. Hm ja, als (destijds) full time werkende moeder zijn dat herkenbare aspecten van het moederschap.
Bourgeois zocht de publiciteit niet op. Na haar zeventigste kreeg erkenning. Ze overleed in 2010 op 98-jarige leeftijd.
Ah, Bourgeois' vroeggestorven moeder stond aan het hoofd van de reparatie-afdeling van de weverij van haar ouders, las ik. Ze restaureerde ook antieke wandkleden, dus ja, iets met draden en weven, daar kon ik me iets bij voorstellen.
The Nest uit 1994 |
En Bourgeois karakteriseerde spinnen als bijzonder slim, ijverig en krachtig beschermend. Die eigenschappen bewonderde ze in haar moeder en streefde ze zelf ook na.
Ze identificeerde zich ook met spinnen in haar eigen werkwijze. Ze gebruikte het beeld van de spin die een beschadigd web repareert. Deze cyclus van maken, beschadigen en vernieuwen gebruikte Bourgeois zelf ook. Vrouwelijke spinnen hebben niet altijd een goed imago, ze steken, ze doden. Louise Bourgeois wilde de spin rehabiliteren.
Er stonden in San Francisco een paar spinnen bij elkaar, van verschillende grootte. Onder één ervan kon ik staan, dat voelde prettig aan. Ineens zag ik het rek weer, waar mijn moeder de kleden op uitklopte en waar ik onder ging zitten, me beschermd voelde en de doffe klappen hoorde van de mattenklopper. Een witgeverfd rek met ronde, zwartgeverfde uiteinden. Wat zou ermee gebeurd zijn? Bestaan die dingen überhaupt nog?
De spinnen waren van metaal. Ik zag plaatjes van andere spinnen met gevlochten mandjes onder hun lijf met eieren erin. Er staat er een boven het graf van James Ensor. Maman waakt over het graf en is een ode aan de artistieke vruchtbaarheid.
Spiralen van Louise Bourgeois. Ze waren afgelopen zomer te zien in Museum Voorlinden in Wassenaar. |
Ze maakte ook spiralen, die enerzijds verwijzen naar de draden in de weverij van haar ouders en anderzijds een symbool zijn van de de eeuwigheid van het leven.
Louise Bourgeois werkte haar leven lang gestaag door. Ze was afkomstig uit Frankrijk en zei dat haar kindertijd nooit zijn magie had verloren, net zo min als zijn drama. Ze woonde sinds 1938 in de VS. Ze heeft een groot oeuvre nagelaten van beelden, installaties, tekeningen, schilderijen en grafisch werk. Haar werk kenmerkt zich door de psychologische gelaagdheid, met emotionele spanning. Ze maakte ook afbeeldingen van moeders en dochters, waarin ze de mooie kanten liet zien, de toewijding en bescherming, maar ook de schaduwzijde zoals je schuldig voelen, woede en angst om verlaten te worden of om te falen. Hm ja, als (destijds) full time werkende moeder zijn dat herkenbare aspecten van het moederschap.
Bourgeois zocht de publiciteit niet op. Na haar zeventigste kreeg erkenning. Ze overleed in 2010 op 98-jarige leeftijd.
Thursday 31 January 2019
De surrealistische wereld van Jan Svankmajer
Een van de leukste dingen aan andere mensen is dat ze anders zijn. Mijn zoon Mark is echt een kind van mij, dat zie je zo, en ook helemaal zichzelf. Hij nodigde me uit naar Eye te gaan. Naar Jan Svankmajer, The Alchemical Wedding. Eigenlijk hoort er een dakje op de s, het is een Tsjech. Van Mark z'n voorliefde voor Tsjechische filmmakers was ik al wel op de hoogte, nu kon ik kennismaken met een van zijn idolen.
Toen Eye zich vestigde in 2012 kon ik me niet zo veel voorstellen bij een filmmuseum. Films moet je toch gewoon zien! En als je een film goed vindt, ga je er gewoon zo veel mogelijk zien. Ik was dan ook nooit verder dan het terras van het gebouw in het Vondelpark gekomen, waar voorheen het filmmuseum was.
Een prachtig gebouw aan het IJ, Noord op de kaart, ja dat zag ik allemaal wel. Een collectie camera's oke, maar pakweg twintig films zien?
Ik ging wel natuurlijk, de bedenkers hadden vast betere ideeen dan ik. Maar aan het eind van de Fellini-tentoonstelling was ik toch een beetje Fellini-moe. En dat leek me niet helemaal de bedoeling van een cinematografisch museum. Maar dat was 2013. Sindsdien zag ik vorig jaar Alex van Warmerdam en nu dus Jan Svankmajer.
Van Warmerdam is een gezamenlijke liefde van Mark en mij. Bij multitalent Van Warmerdam zag ik meer van zijn beeldend werk, ik had altijd wel de affiches van de films bewaard en zag nu ook heel mooi geschilderd werk en installaties. En ineens naast de beklemming al die gewelddadige scenes met vrouwen, spooky! De affiches hangen nu trouwens boven het bed van mijn zoon.
Van Svankmajer zag ik van tevoren wat stop-motionfilmpjes op youtube en Mark vertelde me dat de animaties in de tv-programma's van Monty Python op hem geent waren. In Eye gingen we die afgesloten tentoonstellings-ruimte in. Het had op mij het effect alsof ik in een parallelle surrealistische wereld stapte. Films natuurlijk, schilderijen, wonderlijke dieren, Wunderkammers, laatjes met ondefineerbare inhoud, we kwamen ogen tekort. Mark was al er al eerder eens geweest, had niet alles kunnen zien in een keer. Svankmajer laat de ziel van dingen zien. Het was of ik in zijn hoofd zat, in het hoofd van een ander met heel andere obsessies dan ik en het was allemaal volkomen begrijpelijk wat ik zag. Ultiem escapisme, lijkt het, met humor en een onderstroom van machtsmisbruik.
Ontbijt gezien als arbeidersklasse, lunch als middenklasse en diner als elite. Een man die een voetbalwedstrijd volgt op teve en alle mensen blijken hijzelf te zijn en het aantal doden bepaalt de stand. Hoofden van klei die elkaar verslinden, fantasiedieren die er bedrieglijk echt uitzien; een man in huis tegen wie alle dingen zich keren, laatjes met bezielde inhoud die Svankmajer verzorgde en koesterde om onheil te bezweren. Ik zag weinig kleur, maar zorgvuldig gemaakte vormen, die commentaar geven op de wereld en laten zien wat de maker doet om stand te houden in het dagelijks leven.
Wat van meet af aan duidelijk is is hoe ongelooflijk creatief deze man is. Toen zijn films verboden werden - in de communistische tijd- ging hij schilderen en collages maken. En hoewel hoogbejaard, werkt hij nog steeds.
Op een bankje bij een film, zat je in een zuil van geluid, de muziek kwam uit de bank en van boven. Er was veel te beleven, maar hierdoor en de uitgekiende uitlichting en opstelling kon je je goed focussen. Mark zag weer heel andere dingen dan ik, fascinerend! Een van de leukste dingen aan kunst is meegenomen worden in een andere wereld.
Toen Eye zich vestigde in 2012 kon ik me niet zo veel voorstellen bij een filmmuseum. Films moet je toch gewoon zien! En als je een film goed vindt, ga je er gewoon zo veel mogelijk zien. Ik was dan ook nooit verder dan het terras van het gebouw in het Vondelpark gekomen, waar voorheen het filmmuseum was.
Een prachtig gebouw aan het IJ, Noord op de kaart, ja dat zag ik allemaal wel. Een collectie camera's oke, maar pakweg twintig films zien?
Ik ging wel natuurlijk, de bedenkers hadden vast betere ideeen dan ik. Maar aan het eind van de Fellini-tentoonstelling was ik toch een beetje Fellini-moe. En dat leek me niet helemaal de bedoeling van een cinematografisch museum. Maar dat was 2013. Sindsdien zag ik vorig jaar Alex van Warmerdam en nu dus Jan Svankmajer.
Van Warmerdam is een gezamenlijke liefde van Mark en mij. Bij multitalent Van Warmerdam zag ik meer van zijn beeldend werk, ik had altijd wel de affiches van de films bewaard en zag nu ook heel mooi geschilderd werk en installaties. En ineens naast de beklemming al die gewelddadige scenes met vrouwen, spooky! De affiches hangen nu trouwens boven het bed van mijn zoon.
Van Svankmajer zag ik van tevoren wat stop-motionfilmpjes op youtube en Mark vertelde me dat de animaties in de tv-programma's van Monty Python op hem geent waren. In Eye gingen we die afgesloten tentoonstellings-ruimte in. Het had op mij het effect alsof ik in een parallelle surrealistische wereld stapte. Films natuurlijk, schilderijen, wonderlijke dieren, Wunderkammers, laatjes met ondefineerbare inhoud, we kwamen ogen tekort. Mark was al er al eerder eens geweest, had niet alles kunnen zien in een keer. Svankmajer laat de ziel van dingen zien. Het was of ik in zijn hoofd zat, in het hoofd van een ander met heel andere obsessies dan ik en het was allemaal volkomen begrijpelijk wat ik zag. Ultiem escapisme, lijkt het, met humor en een onderstroom van machtsmisbruik.
Arcimboldo-hoofden (ook een Tsjech), die desintegreren en transformeren in stop-motion |
Een opgezette vos met een schijf van steen ter afsluiting van zijn romp, halverwege zijn lijf en kop |
Het innerlijk verbeeld met automatisch tekenen, met versieringen, die zich ook in ons innerlijk moeten bevinden, volgens Svankmajer. |
Ontbijt gezien als arbeidersklasse, lunch als middenklasse en diner als elite. Een man die een voetbalwedstrijd volgt op teve en alle mensen blijken hijzelf te zijn en het aantal doden bepaalt de stand. Hoofden van klei die elkaar verslinden, fantasiedieren die er bedrieglijk echt uitzien; een man in huis tegen wie alle dingen zich keren, laatjes met bezielde inhoud die Svankmajer verzorgde en koesterde om onheil te bezweren. Ik zag weinig kleur, maar zorgvuldig gemaakte vormen, die commentaar geven op de wereld en laten zien wat de maker doet om stand te houden in het dagelijks leven.
Wat van meet af aan duidelijk is is hoe ongelooflijk creatief deze man is. Toen zijn films verboden werden - in de communistische tijd- ging hij schilderen en collages maken. En hoewel hoogbejaard, werkt hij nog steeds.
Op een bankje bij een film, zat je in een zuil van geluid, de muziek kwam uit de bank en van boven. Er was veel te beleven, maar hierdoor en de uitgekiende uitlichting en opstelling kon je je goed focussen. Mark zag weer heel andere dingen dan ik, fascinerend! Een van de leukste dingen aan kunst is meegenomen worden in een andere wereld.
Thursday 10 January 2019
Antoine Vollon en zijn revolutionaire stillevens
Het spraakmakende schilderij heet kortweg Courge |
Met dit schilderij zorgde Antoine Vollon (1833-1900) in 1880 voor een sensatie. Een oranje pompoen met vaag een ijzeren pot en koperen pan en een bruine achter- en ondergrond. De pers smulde ervan.
"Dode natuur getransformeerd in levende natuur door de magische toverstaf van het penseel van de schilder", kopte een krant.
De Franse Salon schreef in die tijd voor hoe en wat er geschilderd moest worden. Je hoorde historiestukken of figuren te schilderen in een ambachtelijke techniek. Het stilleven stond in laag aanzien, maar was ondertussen heel populair bij het publiek. Vollon schilderde vooral stillevens en dat herinnerde de Fransen aan de populaire 18e eeuwse Chardin. Chardin en Vollon waren erg in trek.
Er ontstond een strijd tussen de strenge wetten die studenten aan de Ecole des Beaux Arts leerden en golden in de Salon en het groeiende publiek dat zich schilderijen kon veroorloven en ging kopen.
En dan had je nog de impressionisten die in 1863 onder aanvoering van Monet een Salon des Refusés hadden georganiseerd. Daar waren schilderijen te zien die niet door de selectie van de Salon waren gekomen, ze waren botweg geweigerd. Antoine Vollon was een van hen. Die eerste Salon des Refusés flopte, maar was het begin van een radicaal andere weg in de schilderkunst.
Vollon was een interessante figuur in deze turbulente periode. In 1863 dus deelnemer aan de Salon des Refusés, erna exposeerde hij jarenlang bij de traditionele Salon. En hij zat vanaf 1870 dertig jaar in de jury van die Salon. Als jurylid bepaalde hij de standaard van artistieke uitmuntendheid. Als exposant was de Salon vooral een middel om zijn werk te verkopen.
In de Salon hingen de wanden vol schilderijen. Ze waren in de loop der tijd steeds groter geworden om de aandacht trekken. Maar wat deed Vollon? Hij maakte geen groter schilderij, maar temidden van de historiestukken en klassieke poses spatte de pompoen van de wand. "Vuurwerk!, de pompoen verplettert alles om hem heen", jubelde de pers. "Het kan meteen in het Louvre opgehangen worden", schreef een ander. Dit effect, daar was het Vollon om te doen. Het zette de standaard.
Hij herhaalde dit kunststukje door een homp boter te schilderen. Volgens critici was het alsof hij het met boter had geschilderd.
Te zien in de National Gallery of Arts in Washington |
De tentoonstelling Van Gauguin tot Toorop in Museum Gouda begon met drie schilderijen van Antoine Vollon. De tentoonstelling, een selectie uit de verzameling van Veendorp, is chronologisch opgebouwd, van Vollon (1833-1900) tot Willink.
Vollon kwam uit een familie van handwerklieden en begon te werken als decorateur van pannen. Maar omdat hij smoorverliefd was op schilderen, zoals hij zelf zei, ging hij alsnog naar de kunstacademie, de Ecole des Beaux Arts, waar hij leerde schilderen volgens de regelen der kunst. Geïnspireerd door de 17e eeuwse stillevens van Hollandse meesters, was hij op zijn beurt inspirator van de impressionisten. Ze bewonderden zijn losse stijl en hoe hij de huid schilderde, suggereerde, de textuur. In de collectie Veendorp zijn vooral de perziken daar een mooi voorbeeld van. Ze lijken uit het schilderij te komen en je voelt als het ware de fluweelzachte schil.
Verzamelaar Veendorp had oog voor kwaliteit. Hij viel voor verstild werk en hij vond dat een schilder alles wat hij/zij kan, kan laten zien in een stilleven. Door deze tentoonstelling ben ik opnieuw naar stillevens gaan kijken.
De collectie Veendorp is weer terug naar Groningen. Gelukkig kondigde de directeur van Museum Gouda de tentoonstelling "Stilleven! Van Vincent van Gogh tot Erwin Olaf" aan. Dat wordt smullen.
Zou er een Vollon bij zijn? Ik hoop het. Maar geen nood, zijn schilderijen zijn nog voor minder dan € 10.000 op de markt.
Subscribe to:
Posts (Atom)