Friday 23 June 2017

De dorpskerkjes in Toscane

We volgen de Chianti-route. Niet zozeer vanwege de wijn, maar vanwege de plattelandskerkjes, de pièves.
Wijn kopen we bij onze agriturismo, waar Valeria ook heerlijke Vinsanto verkoopt. Er is, ondanks dat we in een olijfgaard verblijven, geen olijfolie te koop. De gehele opbrengst is dit jaar voor eigen gebruik. De olijfoogst was vorig jaar zo mager dat er niets meer overbleef. Maar de Coop in Tavarnelle barst bijna uit zijn voegen van de olijfolie en wijn. Wat een feest! De wijngaarden zijn prachtig. We zijn er eind april, de druivenstokken zijn net aan het uitlopen. Je ziet een zweem van groen in een strook gras en een strook losse aarde. Ze vormen een prachtig decor voor de pièves.
De eerste die we we zien is de piève San Leolino uit de 12e eeuw. Gelegen naast een kloostertje, met een mooi drieluik met een Maestà.

We moeten soms wel wat moeite doen om de piève te kunnen bezoeken. Om de piève in ons gehucht, Romita, staan allemaal hekken. We zijn er naar toe gelopen, langs olijf- en wijngaarden. Hoewel het zaterdag is, is het er een drukte van belang. Er zijn een paar werkmannen, er draait een betonmolen. In mijn beste Italiaans begin ik een praatje. Ze zijn de piève aan het restaureren. O, er gaat me een lichtje op. Bij de bushalte tegenover de dorpssuper hing een krantenartikel. Ik kon er uit opmaken dat er een discussie was geweest over de piève. Hij is zo'n duizend jaar oud en nogal vervallen. Er is geen geld voor restauratie. Ah, dat ging dus over de piève waar we nu voor staan. Ik besluit het erop te wagen en vraag de bouwvakker of we even mogen kijken. Hij roept zijn baas. Bingo!
Vrijwilligerswerk in Italië: op zaterdag een piève van 1000 jaar oud restaureren
 Hij geeft ons een rondleiding. Hij vertelt dat ze hier in het weekend werken, vrijwillig. We moeten opletten waar we lopen, de restauratie is in volle gang en gaat nog minstens een jaar duren. We zien resten van fresco's en een altaar met doopvont.
Als we Valeria vertellen wat we hebben meegemaakt, begint ze te vertellen over dorpsmeetings en over de gemeente die veel te weinig doet om het dorp op de kaart te zetten. Dat probleem speelt vast in meer dorpen, we zijn al meer vervallen pièves tegengekomen. 
In Tavarnelle kun je de piève al van verre zien. Het ziet er heel mooi uit, een geel gepleisterde bogengalerij tussen de cipressen. Dicht en niet te bezichtigen. Er staat een gebouw naast. Ook gesloten. Het is een museum. Een museo sacra, geopend op zaterdag van 16-18 u. We noteren het. We rijden naar nog een piève. De deur staat open. Er is een mis aan de gang en de aanwezige non schudt boos met haar vinger als ze ons ziet staan. We gaan verder. Het is gaan regenen. Bij de volgende piève, San Appiano, is een parkeerplaats. Ook dicht! Deze is roze en ligt boven aan een trap. Er staat een zuilenrij voor uit de Romeinse tijd, de restanten van een doopkapel. Deze piève is ook op zaterdagen een paar uur open. We gaan snel weer naar huis. 
Op zaterdag gaan we vol verwachting op pad. En we komen in een heel rustig museum, vol met schatten en een vrijwilliger die al 30 jaar aan het museum verbonden is en alleen Italiaans spreekt. Hij laat ons de mooiste dingen zien. Een middeleeuwse Madonna, van voor Giotto verzekert hij. En ook schilderijen uit de Renaissance en erna. Ik zie er een met een mooi landschap op de achtergrond. Verder ook kerkzilver, beelden en reliqiëen. Allemaal mooi opgehangen of in vitrines te zien. De man was al uiterst vriendelijk en geduldig en wordt steeds enthousiaster. Het doet een deur van het slot om ons de laatste aankopen te laten zien. 
We moeten ons bijna haasten om nog op tijd bij San Appiano, de piève met de zuilen, te kunnen arriveren. Er is niemand te zien bij de ingang. We lopen de piève binnen. Daar is de meneer van de kassa. Ook in deze piève is volop activiteit. Een groep kinderen is een liedje aan het oefenen. We kunnen rustig alles bekijken en kijken elkaar aan: het is een prachtige ruimte. Dan zien we een glazen kist achter het groepje kinderen. Als we beter kijken schrik ik: er ligt een grijnzend aangekleed geraamte in. Best luguber vind ik zelf.. 
De dorpskinderen blikken of blozen niet bij het zien van dit aangeklede geraamte
Het is San Appiano zelf, een lokale heilige. De kinderen blikken of blozen niet, ze hebben het zo vaak gezien. De piève mag dan oud zijn, hij is nog vol leven en staat nog midden in het dorpsleven.
De mooiste piève zien we als we terugkomen uit Volterra. Hij ligt een eind van de weg, we lopen er naar toe. Piève dei Santi Ippolito e Cassiano. Er is geen huis in de buurt te bekennen. Misschien loopt hier een oude route, we komen er niet achter. De deur is op slot, dus of hij van binnen net zo mooi is..
De pièves hebben allerlei vormen en kleuren. Naast de rose gepleisterde en de gestreepte  pièves, komen we nog een gele tegen. Dicht natuurlijk. Maar aan een schitterende cipressenlaan gelegen. 

Friday 16 June 2017

Leve het museum

Zeg je Volterra, dan zeg je Etrusken. Zij hebben het stadje gesticht. Het is dus serieus oud, we hebben het over de achtste eeuw voor Christus.
We dwalen door het stadje en kopen een combi-ticket. De Pinacotheek staat op mijn must see-lijstje. In de combi-ticket is ook het Etruskisch museum Giarnacca, inbegrepen.
De Etruskische grafheuvels zijn de vindplaatsen van asurnen en allerlei voorwerpen
We hebben bij Colle di Val d´Elsa een Etruskische grafheuvel gezien, indrukwekkend van omvang en met allerlei kamertjes. Nu krijgen we, lees ik in de boekjes, te zien wat er allemaal in die kamers gevonden is. Ik word altijd een beetje treurig bij de gedachte aan al die doden, maar goed, we gaan er toch naartoe. Ik hoop veel albast te zien, we zagen een paar doorzichtige albasten ramen in de Dom die een zacht licht doorlieten. Volterra is ook beroemd vanwege het albast. Het wordt nog steeds in de omgeving gewonnen en er zijn sinds een kleine drieduizend jaar werkplaatsen in de stad.
In de dom van Volterra zie je albasten ramen

Op deze beroemde Etruskische sarcofaag ligt een echtpaar.
Als we het museum ingaan zien we gereconstrueerde grafheuvels en veel askisten. De meeste zijn van albast, kistjes met reliëfs en met menselijke figuren erbovenop. De zachte albast werd bijna zoals hout bewerkt en er werden allerlei voorwerpen van gemaakt. Het albast is poederachtig en zacht, marmer eerder glad en glanzend, met strakke lijnen. Op het eerste gezicht zag ik bijna geen verschil, beide zijn geaderd en in verschillende kleuren voorhanden. Als ik beter kijk zie ik dat het heel verschillende materialen zijn, die zich voor verschillende toepassingen lenen. Mooi, je kunt ook zien dat de Romeinen goed hebben gekeken naar de beelden, maar ik word inderdaad een beetje verdrietig.
We gaan naar boven. Nog meer askisten, het museum heeft er meer dan 600, er zijn er nog meer bijgekomen sinds Giarnacca zijn verzameling ten toon ging stellen.
Verkorte figuur op een askist van albast
En rood- en zwartfigurige vazen en sieraden. Dan zie ik vitrines. Vitrines gevuld met allerlei kleine ijzeren voorwerpen. Ze zijn prachtig. 

Gelukkig zijn de vitrines in het Guarnacca niet gemoderniseerd.
Meteen zie ik de ovale kamer van Teylers Museum in Haarlem voor me. Al die vitrines met wonderlijke voorwerpen en wetenschappelijke instrumenten waar je nooit van had gehoord en ineens heel nieuwsgierig naar werd. En ik word heel blij. In deze vitrines zie je muntjes, schalen, potten en andere gebruiks-voorwerpen. De vitrines zijn mooi belicht en prachtig rood en donkerbruin geverfd.

Een zaal verder ligt een enorme mozaïekvloer. En een zaal verderop nog een en dan nog een. Er zijn vlonders overheen gelegd, zodat ze niet beschadigd taken, maar je ze wel goed kunt zien. Het is prachtig. Ik kijk in onze boekjes, een folder en zoek op het internet. Het museum zelf blijkt ook oud te zijn, het is een van de oudste musea van Europa, het dateert van 1761. Het begon met een verzameling van Guarnacca, bijeengebracht in zijn paleis.
Hij was een pionier die Etruskische kunst verzamelde. Het museum is een paar jaar geleden gerenoveerd, in de sfeer van toen. Prachtig! Dat is met de ovale kamer van Teylers ook gebeurd. Ook zó mooi. Toeval of niet: Teylers is van krap 25 jaar later, 1784.

Net zo sfeervol als de vensterbankjes in Boijmans Van Beuningen, waar je zo fijn naar Breitner kunt kijken. En de bijna huiskamers in Rijksmuseum Twenthe. Of de kapel van Museum Gouda. Of de kleurige geglazuurde tegelwanden in het Haags Gemeentemuseum. En natuurlijk het alom bejubelde Rijksmuseum Amsterdam.
De ui op De Fundatie is prachtig hoor. En het Groninger Museum is spectaculair. Het Noord-Brabants Museum is goed gerenoveerd. En de nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam biedt veel meer ruimte dan voorheen.
Als er ook maar de intimiteit is, die ik hier voel in Volterra en zo beter in me op kan nemen wat ik zie.
Niet alleen in het Etruskisch Museum trouwens. Ook in de Pinacotheek, waar ik zo graag naar toe wilde. Het is in een fraai Renaissance-paleis gehuisvest en blijkt inderdaad een prachtige collectie te hebben. We zien een bijna abstract schilderij, maar tegelijkertijd vol dramatische beweging. Ladders die tegen het kruis staan. De kruisafname van Rosso Fiorentino. Heel sprankelende, heldere kleuren en een mooie compositie. Het is in 1521 geschilderd in maniëristische stijl.
We zien het ene mooie werk na het andere. In zulke mooie kamers met een warme belichting. Het is er binnen heel rustig, we komen amper andere bezoekers tegen. Dat draagt ook bij aan het gevoel van intimiteit. We fluisteren niet en vertellen elkaar wat ons opvalt. Lopen weer even terug als we willen.

Dat kan natuurlijk ook in een nieuw gebouw. Misschien Museum Voorlinden? Ik ben er nog niet geweest en besluit het eens een bezoek te brengen. En tot die tijd koester ik de muurbankjes in Boijmans Van Beuningen. En droom van het Giarnacca in Volterra.

Saturday 10 June 2017

Pietà en Maestà

De afgelopen tijd heb ik honderden Pietà's en Maesta's gezien. Het zijn geliefde thema's in de 13e, 14e en 15e eeuwse Italiaanse kunst. Er waren toen werkplaatsen die gespecialiseerd waren in het maken van deze afbeeldingen.
Deze Pietà van Max Ernst uit 1923 was te zien in "Gek van Surrealisme" in Boijmans Van Beuningen 

Pietà wordt vertaald als compassie en ook wel als bewening. Het draait om de emotie. Compassie met de moeder die haar kind heeft verloren en de rouw, de bewening van de moeder om haar kind.
De beroemdste Pietà dateert van 1499. Dit is de Maria met het dode lichaam van Jezus van Michelangelo, die vooraan in de Sint Pieter in Rome staat. Ik zag het voor het eerst toen ik 17 was, in 1979 op Romereis. Wat ben ik blij dat ik toen al zulke prachtige beelden kon zien! Tegenwoordig, nadat het beeld was belaagd, is het achter glas geplaatst.
Nu kun je deze Pietà van Michelangelo jammer genoeg niet meer van alle kanten bekijken.  

Toen kon je er nog dichtbij komen en het van alle kanten bekijken. Gelukkig heb ik dat toen gedaan. Nog zie je hoe mooi het is, je ziet nog steeds hoe de hand van Maria het lichaam van Jezus vasthoudt. Alsof het geen marmer is maar zachte huid. Toch maakt de wetenschap dat je het niet meer aan kunt raken, de afstand groter.

De gebeeldhouwde Pietà's zijn bekend, maar er zijn ook vele schilderijen en fresco's. Bijvoorbeeld die van Bellini uit 1505, te zien in Venetië, of die van Rogier van der Weyden. In Venetië zie je een oudere Maria, die moeite heeft om het zware lichaam vast te houden. De Pietà van Rogier van der Weijden is van rond 1465 en hangt onder meer in the National Gallery in Londen. Er zijn meerdere versies bekend, uit de werkplaats van Van der Weijden. Als je de schilderijen ziet voel je de moeder die rouwt om haar dode kind. Het is daarmee typisch een thema van de Renaissance, toen beelden niet alleen meer natuurgetrouw, in de zin van ruimtelijk en met diepte, maar ook natuurgetrouw in de zin van menselijk en met emotie, werden.
Verschillende ontwikkelingen kwamen toen samen. Er werd in de kunst geëxperimenteerd met nieuwe wetenschappelijke inzichten zoals perspectief en de gulden snede.
En werden ambachtslieden meer gezien als individuele creatieve geesten. Ze kregen opdrachten om religieuze voorstellingen te maken en pasten in die sfeer hun inzichten en creativiteit toe. Als je de schilders van de laatmiddeleeuwse Cimabue naar Giotto en Duccio volgt, zie je het begin van deze ontwikkeling. Ook in de kerk kwam meer aandacht voor emotie en natuur, bijvoorbeeld bij Franciscus van Assisi, die in de dertiende eeuw soberheid predikte, de natuur waardeerde, zijn gevoel liet zien en leed met de armen. Franciscus werd snel na zijn dood heilig verklaard. In de basiliek in Assisi werden mozaïeken en fresco's gemaakt in zijn stijl.
Op de Maestà en de Rucellai Madonna van Duccio zie je Maria op een troon met het kind Jezus. Het zijn de enige twee werken die met gedocumenteerde zekerheid van Duccio zijn. Maestà is koninklijke hoogheid: Maria is afgebeeld met heiligen, engelen en/of apostelen en soms zijn ook beroemde figuren uit die tijd en de opdrachtgevers afgebeeld. De Maestà uit Siena is nu te zien in het dommuseum. Het hing eerst in de Dom en werd feestelijk onthuld in 1311. Toch is het een wonder dat we het nu weer kunnen zien, ook al is het niet het hele altaarstuk. Later werd dit namelijk in zeven stukken gesneden. Zo werden voor- en achterkant gescheiden. De afzonderlijke heiligen, die in puntvormige gouden lijsten, pinakels, boven het hoofdpaneel geplaatst waren, werden losgesneden en apart opgehangen. De predella, een beeldverhaal aan de onderkant van het paneel, werd eveneens apart opgehangen. De afzonderlijke delen vind je nu op een tiental plaatsen in de wereld.
Een van de heiligen is Catharina. We zien haar terug op een Kroning van Maria, in Museum Gouda, het museum waar ik wekelijks een paar uur mag zijn. Op het schilderij in Gouda is de kroning een soort vriendinnenfeestje, Maria wordt omringd door een kring van vrouwen. Twee engelen kronen haar, op dit zeventiende eeuwse schilderij van Cornelis Schut, tot hemelkoningin.
In San Gigminiano vind je in de Raadszaal een prachtig fresco van de Tronende Madonna uit 1317 van Filippo Memmi. Simone Martini heeft in de raadzaal in Siena een fresco van een Maesta gemaakt.

De Rucellai Madonna hangt in een Maesta-zaal in het Uffizi in Florence. Er hangen drie enorme panelen, van Cimabue, van Duccio en van Giotto. Hier zie je de ontwikkeling van de Byzantijnse stijl naar de Renaissance. Van twee-dimensionale figuren naar drie-dimensionaal. Met prachtige kleur, de nadruk op decoratie en het gevoel. Ook zie je de ruimtelijkheid, de figuren hangen niet in de lucht, maar zitten op een troon of staan op de grond.

Deze zaal 2 van het Uffizi is in 2015 opnieuw ingericht. Deze schilderijen heb ik ook in 1979 gezien. Maar nu, dankzij een betere belichting, komen ze nog beter tot hun recht. Als ik binnenkom komen de grote panelen me tegemoet. De zachte kleuren van de tempera en het glanzende goud ontroeren me. En, omdat ik vroeg ben, kan ik
Duccio, Cimabue en Giotto van heel dichtbij bewonderen.

Saturday 3 June 2017

Ospedale en Gasthuis

Drie benedenverdiepingen? Een klein gangetje voert ons naar de trappen naar beneden. En de bovenverdieping was al aanzienlijk, met ook nog een kapel en een kerk. Wat een wonderlijk gebouw, dit Ospedale in Siena.
De Santa Maria in Scala staat tegenover de Dom in Siena

De ingang bevindt zich in de ticketshop voor de vele bezienswaardigheden in de stad. Achterin is een tourniquet waar je je kaartje voor moet houden. Omdat dit kennelijk niet gemakkelijk is, staat er een jongen, die dit voor je doet. Hij lacht vriendelijk naar me. Naast hem staat een vrouw, die kijkt of de jongen mijn kaartje goed voor het leesaparaat houdt. Kom! We zijn in Italië!
Het museum is een oud hospitaal, net als Museum Gouda waar ik als vrijwilliger werk. Het is bijzonder om in een zustermuseum te zijn. En ze hebben meer gemeen dan je zou denken!
Wat het meest in het oog valt: ze hebben beide een lange geschiedenis. Ze zijn beide verbonden met een heilige Catharina. En het zijn bijzondere gebouwen met uitgebreide collecties.

Het Ospedale Santa Maria della Scala staat tegenover de Dom in Siena. Het ontstond toen de pelgrims werden opgevangen die de Via Francigena volgden, de pelgrimsroute van Canterbury in Engeland naar Rome.  De bisschop van Canterbury was de eerste: hij volgde de route in het jaar 990 om de paus te gaan bezoeken. Van opvang van pelgrims werd het een opvang voor wezen, zwervers
en zieken. We denken dat in Gouda het gasthuis in de 14e eeuw gesticht is door een vermogende familie. Zieken en daklozen konden er slapen en kregen er te eten. Iedereen kon er terecht, maar als je je misdroeg werd je in een mand boven de Gouwe gehangen. Later werd het meer en meer een ziekenhuis, met chirurgijns, die behandelingen uitvoerden.
Catharina van het Ospedale is een andere Catharina dan die van Museum Gouda. Ze zijn beide heilig verklaard. De ene komt uit Siena, de ander is Catharina van Alexandrië. Aan Catharina van Siena word je op diverse plaatsen in de stad herinnerd. Ze was een vrome vrouw die dagelijks in de
San Domenico in Siena bad. Ze was het 25e kind in een gezin van een wolverver. Al jong trad ze in het klooster. Ze troostte en hielp in het Ospedale. Al tijdens haar leven werd ze beroemd. En ze werd invloedrijk in de kerk. Zo adviseerde ze de paus. Ze gaf hem de raad om terug te keren uit Avignon en weer in Rome te gaan zetelen.  En dat gebeurde ook.
Naast de trap die van de Dom naar de Doopkapel voert is een kruis geplaatst waar ze, volgens de overlevering, door de duivel is geduwd en struikelde.
Toen ze stierf was ze in Rome. Ze was zo populair dat er gesteggeld werd over wie haar stoffelijke resten mocht bewaren. Met als uitkomst van dit dispuut dat haar hoofd van haar romp werd gescheiden! Haar hoofd, of wat ervan over is, is, in een glazen kistje, te zien in de Catharina-kapel in de San Domenico in Siena. Compleet met certificaat van echtheid.
In de San Domenico in Siena is een kapel gewijd aan het leven van Catharina.

Na onderhandelingen werd het hoofd van Catharina van Rome naar Siena vervoerd

 Je kunt een voet van haar in Venetië vinden en de rest van haar lichaam is in Rome.
De Catharina naar wie het Gouds Museum is genoemd is de prachtige heilige, die al jong haar leven aan de kerk wijdde. Ze leefde in de Middeleeuwen, in de 3e en 4e eeuw. Diverse mannen maakten haar tevergeefs het hof, zo ook de Romeinse keizer Maxentius. Hij folterde haar, om haar te dwingen het geloof af te zweren. Dat lukte niet. Vervolgens stuurde hij 40 filosofen op haar af om haar van het geloof af te praten, maar het tegenovergestelde gebeurde: ze werden alle 40 christen. Hij wilde haar vermorzelen met een rad met punten, maar het werd gespleten door de bliksem. Hij laat haar uiteindelijk onthoofden. Volgens de legende stroomde er melk uit de halswond, waarmee de pest die in de stad heerste, werd bedwongen. Ze wordt altijd met een zwaard en wagenwiel afgebeeld. Die vind je in Gouda aangebracht boven de deur van de ziekenzaal, op een schildering van de kroning van Maria en ze staan naast haar, bij het beeld van haar dat in de kapel staat.
Zwaard en rad van Catharina van Alexandrië in Museum Gouda

De gebouwen zijn beide heel bijzonder. Dat begint al bij de ingang. Zoals ik net al zei, die van het Ospedale bevindt zich tegenwoordig in een ticketshop. De ingang voor de pelgrims bestaat nog wel, met prachtige fresco's.
Museum Gouda heeft twee ingangen en wel op verschillende niveaus. Een aan de gracht, de Oosthaven en een bij de kerk, de St. Jan. Bezoekers zijn nogal eens op zoek naar hun jas, die in een kluisje bij natuurlijk net de andere ingang ligt. Bij beide kun je de ziekenzalen nog zien.
In Gouda zijn de apotheek en de originele chirurgijnskamer nog te bezichtigen. In Siena vind je borden met de namen van de leiding en prachtige fresco's over de gang van zaken in het ziekenhuis. Je ziet een chirurgijn, die een zieke behandelt en een monnik die een zieke het laatste sacrament toedient.
In de kelder in Gouda is een dolhuis te zien, daar werden onhandelbare patiënten gebracht om rustig te worden. In Siena zijn er drie ondergrondse verdiepingen, boordevol reliqieën, beelden en boeken. Dezelfde jongen wijst de weg naar beneden. Daar kun je ook de plek vinden waar Catharina vaak te vinden was, het Osteria dell' Catarina della Notte.
Catharina rust uit. Te zien in een onderverdieping in het Ospedale in Siena


Beide hebben een eigen kapel, het Ospedale heeft ook zelfs een eigen kerk.

Beide musea hebben ook kunstwerken die niet zo zeer met de functie van het gebouw te maken hebben. Zo is er Siena een archeologisch museum te vinden en ook een film over het redden van kunst bij aardbevingen. De collectie landschappen uit de Haagse school in Museum Gouda is vermaard, maar lijkt heel ver weg als je in Siena bent. De polderlandschappen lijken een andere wereld.